Vaststellen polyploidie
Vanuit verschillende veredelingsoptieken
is het wenselijk de chromosoomaantallen van species en cultivars te kennen.
Bijvoorbeeld voor te maken kruisingen, en ook voor het vaststellen of
chromosoomverdubbeling is gelukt.
Er zijn een aantal manieren om dit te bepalen:
|
Kwalitatief
|
vooral toegepast bij species
(zaailingen), waarvan mogelijk het aantal chromosomen verdubbeld is
|
Bloemgrootte:
bij verdubbelde planten is de bloem groter (150% - 200%) |
|
Blad:
bij verdubbelde planten is het blad dikker/steviger, en zijn de
nerven veel prominenter aanwezig waardoor het blad vaak wat bobbelig
lijkt. |
|
Takken:
ook de takken zijn vaak iets dikker bij verdubbelde planten. |
|
|
|
Semi-kwantitatief
|
Stuifmeel:
bij verdubbelde planten is onder de microscoop een rechtsverschuiving te
zien in het aantal knobbeltjes ('pores') van de stuifmeelkorrels.
Diploide species hebben meestal 2 knobbeltjes, tetraploide species
meestal 3, nog hogere ploidiegraden 4 of 5. De rechtsverschuiving
bestaat uit meer verschillende types stuifmeelkorrels waarbij ook het
aantal knobbeltjes toeneemt. Bovendien zijn er vaak vele kleine (loze)
stuifmeelkorrels. Bij species betekent een veranderd stuifmeel-beeld
zeer waarschijnlijk een verandering in ploidiegraad. |
|
Huidmondjes:
de grootte van de huidmondjes neemt toe bij hogere ploidiegraad. Link voor
de techniek van het bekijken van huidmondjes onder de microscoop: http://www.bioplek.org/techniekkaartenbovenbouw/techniek15huidmondjes2.html
|
|
|
Kwantitatief
|
Cytologisch
spreidpreparaat voor microscopisch onderzoek. Gebruikelijk is
hiervoor als weefsel worteltopjes te nemen (snel delend weefsel). Een
voorbehandeling met bijvoorbeeld Colchicine is noodzakelijk om voldoende
cellen in het delingsstadium metafase te krijgen (dan zijn de
chromosomen maximaal gecontraheerd en dus goed te tellen). Via deze
manier is het aantal chromosomen met zekerheid te bepalen. Methode is
wel arbeidsintensief (maken van goed groeiende stekken, maken van het
preparaat, microscopische beoordeling). |
|
Flowcytometrie.
Van een bladmonster wordt de relatieve hoeveelheid DNA in de celkern
bepaald. Dit moet dus afgezet worden tegen referentiemateriaal.
Inmiddels is van vrijwel alle species de flowcytometrische bepaling van
DNA uitgevoerd. Het is met deze techniek vaak mogelijk te bepalen
hoeveel chromosomen van elke ouder in een zaailing aanwezig zijn. |
|
Voorbeeld van een flowcytometrische analyse:
Een aantal zaailingen uit de kruising B00-369 x F. juntasensis (zie pagina
Division restitution) is via
flowcytometrie onderzocht.
Plant
|
DNA-uitslag
|
theoretisch
|
genoom
|
F.
magdalenae
|
4.27
|
-
|
MMMM
|
F.
apetala
|
6.21
|
-
|
AAAA
|
B00-369
(F. magdalenae x F. apetala)
|
7.41
|
7.38
(4.27+6.21/2)
|
MMMMAA
|
-------
(F. magdalenae x F. apetala)
|
5.25
|
5.24
(4.27/2+6.21/2)
|
MMAA
|
-------
(F. magdalenae x F. apetala)
|
5.32
|
5.24
(4.27/2+6.21/2)
|
MMAA
|
F.
juntasensis
|
4.51
|
-
|
JJJJ
|
B00-369
x F. juntasensis (nummer 1)
|
9.06
*
|
9.67
(7.41+4.51/2)
|
MMMMAAJJ
|
B00-369
x F. juntasensis (nummer 2)
|
6.07
|
5.96
(7.41/2+4.51/2)
|
MMAJJ
|
B00-369
x F. juntasensis (nummer 3)
|
9.83
|
9.67
(7.41+4.51/2)
|
MMMMAAJJ
|
* Aneuploidie? (een enkel chromosoom
ontbreekt)
|