|
|
Kruisen, zaad winnen/bewaren, uitzaaienHet kruisen van planten kan het beste gebeuren vroeg in het seizoen (mei-juni) of in het najaar (vanaf half augustus). Dan is de kans op bevruchting het grootst. Het is zinvol om van te voren een plan de campagne te hebben van de kruisingen die gemaakt moeten worden. Enerzijds kunnen dan voldoende planten die als ouder nodig zijn aangeschaft worden en in goede conditie gehouden worden, anderzijds kan de veredelingsinspanning dan specifiek op de geplande doelen gericht worden. Dit neemt niet weg, dat het zo af en toe best leuk is eens wat onverwachte zijsprongetjes te maken. Veel combinaties zullen niet lukken (geen zaad ontwikkelen). Dit kan zijn omdat hetzij de moeder, hetzij de vader onvruchtbaar is (heel af en toe wil bij zo'n plant toch wel eens een bes met een enkel zaadje tot ontwikkeling komen; vaak is er dan sprake van een ongereduceerde gameet van de betreffende ouder). Het kan ook zijn dat de combinatie van moeder en vader geen goede is, en dat een andere vader bij dezelfde moederplant of een andere moeder bij dezelfde vaderplant wel lukt. Het is zinvol een seizoen van te voren de vruchtbaarheid van de gekozen ouderplanten te checken: wat proefkruisingen uit voeren met verschillende combinaties, kijken of er aan de moederplant in spé spontaan bessen komen waar zaad in zit, in de literatuur nagaan of er nakomelingen van de betreffende ouder(s) bekend zijn. Bestuiving:
|
|
Het maakt verschil of het gewonnen zaad direct wordt uitgezaaid, of dat het zaad eerst een tijd bewaard blijft totdat het wordt uitgezaaid. In het eerste geval kan vrij onrijp geoogst worden. Echter de zaailingen moeten dan vaak opgroeien in een ongunstig jaargetijde (winter). In het laatste geval moet gewacht worden totdat de bes echt rijp is (meestal gaat de bes verkleuren en wordt zacht, kan gemakkelijk wat ingedrukt worden). Onder gunstige omstandigheden (droog, koel en donker) kan het zaad in ieder geval tot het volgende voorjaar bewaard worden. Vaak kiemt het nog steeds na jaren bewaren. Grote zaden kunnen minder lang bewaard worden dan heel kleine zaden. | |
|
Na het oogsten van de bes moet het zaad uit de bes gehaald worden. Ikzelf gebruik hiervoor altijd een stukje filtreerpapier (koffiefilterzakjes voldoen prima). Hierop wordt de bes fijn gedrukt en met een pincet worden de ontwikkelde zaden eruit gehaald. | |
|
Als de zaden niet direct worden gezaaid moeten ze eerst worden gedroogd. Dit kan gewoon in de open lucht gebeuren. Na het drogen de zaden luchtdicht bewaren (in een doosje, papieren zakje of iets dergelijks). Zorg voor een goede etikettering! |
|
Dit kan rechtstreeks op zaaigrond of op filtreerpapier. In beide gevallen wordt het zaad bovenop het medium gelegd (fuchsia's zijn lichtkiemers, hebben dus licht nodig om te kunnen kiemen) en wordt het geheel behandeld met een schimmelwerend middel en goed geëtiketteerd. De ideale kiemingstemperatuur ligt rond de 20 graden Celsius. | |
|
Bij gebruik van zaaigrond zorgen voor luchtige iets vochtige grond (zeker niet te nat) in kleine doorzichtige bakjes, die afgesloten kunnen worden. Liefst 1 kruising per bakje, anders zorgen voor goede etikettering in het bakje. Bakjes regelmatig luchten. | |
|
Bij gebruik van filtreerpapier (met daarop - als er meerdere kruisingen in een bak geplaatst worden - in potlood een vakverdeling inclusief de kruisingsgegevens) dit papier leggen op een ondergrond van nat gemaakte watten. Het geheel plaatsen in een af te sluiten bak. Bak regelmatig luchten. | |
|
Na 1 tot 2 weken beginnen de eerste zaden te kiemen. Fuchsiazaad kiemt vrij onregelmatig. Het kan wel 3 tot 4 maanden duren totdat de laatste zaden gekiemd zijn. Gedurende deze tijd zorgen dat het medium vochtig blijft. | |
|
Bij gebruik van filtreerpapier worden de kiemplantjes zodra beide zaadlobben zichtbaar zijn, voorzichtig met een pincet opgepakt en opgepot in stektableau's of stekbakken. Bij gebruik van zaaigrond wordt meestal opgepot zodra het merendeel van de zaden gekiemd is en de kiemplantjes al een paar echte bladeren hebben gevormd. Vooraf wat laten wennen aan droge lucht (meer luchten). Bij individueel oppotten ook individueel etiketteren! | |
|
De kiemplantjes zijn nog teer. Oppassen voor schimmel (botrytis), te fel zonlicht of te lage temperaturen. Wel veel licht en warmte geven. Na enige tijd gaan afharden. Af en toe wat vloeibare mest geven. |